Vakantie & vrije tijd
Reisplanning zag er een beetje anders uit voor de inwoners van de DDR. Over het algemeen werden de meeste vakanties doorgebracht in het eigen land of in één van de naburige socialistische Staten.
Vakantie in de DDR
Reizen naar het buitenland was in wezen alleen toegestaan naar de bevriende socialistische landen. Reizen naar niet-socialistische landen waren voor DDR-burgers alleen in uitzonderlijke gevallen mogelijk. Voor nabijgelegen socialistische broederstaten zoals Tsjechoslowakije, Polen (beide tot 1972) en Hongarije, was een visum nodig. Naar de Sovjetunie kon pas vanaf 1968 gereisd worden door Oost-Duitsers. Hiervoor had men wel een transitvisum nodig, die drie dagen geldig was. Door deze visum werden de grenzen van de Sovjet-Unie voor individuele toeristen toegankelijker. Zelfs uitstapjes naar Cuba werden mogelijk vanaf 1973. Echter waren deze reizen erg duur en meestal voorbehouden aan SED-functionarissen.
Toerisme in de DDR was bedoeld voor de ontspanning van de DDR-burgers en moest (vanwege de onderliggende staatssteun) ook de socialistische houding van DDR-burgers versterken en werd hierdoor erg aangemoedigd door de regering van de DDR. De eilanden rond de Baltische zee (Ostsee) Rügen en Usedom waren de meest populaire bestemmingen samen met de prachtige omgevingen van het nationale park Thüringer Wald en de beboste middelgebergte Sächsische Schweiz.
Vakanties waren een staatsaangelegenheid in de DDR. Of men nou ervoor koos om te kamperen of in een hotel te verblijven: de locaties waren altijd in eigendom van de staat. Meer dan 50% van alle overnachtingen waren in hotels van de staat (gefaciliteerd door vakbond FDGB (19% - tot 2 miljoen overnachtingen per jaar)) of speciale locaties bedoeld voor werknemers uit een bepaald beroep - en dus ook eigendom van de staat (34% ). Deze accommodaties waren betaalbaar voor iedereen.
Het DDR-toerisme werd met name via de werkgevers en overheidsinstellingen gefaciliteerd. De grootste reisorganisator was de FDGB-vakantieservice met hun eigen FDGB-vakantiehuizen (tot 2 miljoen reizen per jaar). De tweede grootste organisatoren waren de (door de overheid gereguleerde) campingslocatie's. Daarnaast had je de VEB Das Reisebüro der DDR (staatsbedrijf) en vanaf 1975 Jugendtourist, das Jugendreisebüro van de FDJ (Vrije Duitse jeugd).
Je moest wel geluk hebben, want er was nooit genoeg voor iedereen beschikbaar. Bedden in FDGB-huizen moesten maanden van tevoren worden aangevraagd en alleen een gelukkige aantal (de 'beste socialisten') slaagden erin om eentje toegewezen te krijgen. In de jaren tachtig waren er 680 woningen met 130.000 bedden; statistisch gezien zouden mensen elke 5 jaar een bed toegewezen moeten krijgen.
Hoewel de locatie's van een hoge klasse waren, waren de meeste huizen niet te luxueus. Gedeelde badkamers waren derhalve geen uitzondering. Het FDGB-huis in Klink (Mecklenburg-Vorpommern) was een uitzondering: het was niet alleen direct aan het meer, maar had ook een overdekt zwembad, restaurants, een bar, een eigen strand en maaltijden op basis van volpension.
Toerisme in de DDR was bedoeld voor de ontspanning van de DDR-burgers en moest (vanwege de onderliggende staatssteun) ook de socialistische houding van DDR-burgers versterken en werd hierdoor erg aangemoedigd door de regering van de DDR. De eilanden rond de Baltische zee (Ostsee) Rügen en Usedom waren de meest populaire bestemmingen samen met de prachtige omgevingen van het nationale park Thüringer Wald en de beboste middelgebergte Sächsische Schweiz.
Vakanties waren een staatsaangelegenheid in de DDR. Of men nou ervoor koos om te kamperen of in een hotel te verblijven: de locaties waren altijd in eigendom van de staat. Meer dan 50% van alle overnachtingen waren in hotels van de staat (gefaciliteerd door vakbond FDGB (19% - tot 2 miljoen overnachtingen per jaar)) of speciale locaties bedoeld voor werknemers uit een bepaald beroep - en dus ook eigendom van de staat (34% ). Deze accommodaties waren betaalbaar voor iedereen.
Het DDR-toerisme werd met name via de werkgevers en overheidsinstellingen gefaciliteerd. De grootste reisorganisator was de FDGB-vakantieservice met hun eigen FDGB-vakantiehuizen (tot 2 miljoen reizen per jaar). De tweede grootste organisatoren waren de (door de overheid gereguleerde) campingslocatie's. Daarnaast had je de VEB Das Reisebüro der DDR (staatsbedrijf) en vanaf 1975 Jugendtourist, das Jugendreisebüro van de FDJ (Vrije Duitse jeugd).
Je moest wel geluk hebben, want er was nooit genoeg voor iedereen beschikbaar. Bedden in FDGB-huizen moesten maanden van tevoren worden aangevraagd en alleen een gelukkige aantal (de 'beste socialisten') slaagden erin om eentje toegewezen te krijgen. In de jaren tachtig waren er 680 woningen met 130.000 bedden; statistisch gezien zouden mensen elke 5 jaar een bed toegewezen moeten krijgen.
Hoewel de locatie's van een hoge klasse waren, waren de meeste huizen niet te luxueus. Gedeelde badkamers waren derhalve geen uitzondering. Het FDGB-huis in Klink (Mecklenburg-Vorpommern) was een uitzondering: het was niet alleen direct aan het meer, maar had ook een overdekt zwembad, restaurants, een bar, een eigen strand en maaltijden op basis van volpension.
TYPE ACCOMODATIE |
% AANTAL DAGEN VERBLIJF |
via werkgever georganiseerde recreatieve voorzieningen |
34 % |
door de staat gereguleerde campingplaatsen |
26 % |
FDGB-faciliteiten |
19 % |
recreatieve faciliteiten voor jeugdigen |
17 % |
reguliere campingplaatsen |
4 % |
Niet in overweging genomen zijn de individuele (vaak illegale) reizen en overnachtingen bij particuliere accommodaties. Deze niet aangekondigde verblijven (waar in de regel door gebrek aan plaatsen in de FDGB-huizen en soortgelijke instellingen zeer hoge prijzen worden gevraagd) vormden in vele drukke toeristische plaatsen het grootste deel van de overnachtingen in het vakantieseizoen.
Bij populaire bestemmingen aan de kust van de Oostzee, bijvoorbeeld op de Darß of Usedom, was er altijd een merkbaar tekort op levensmiddelen en consumptiegoederen door deze "onofficiële" toeristen.
Bij populaire bestemmingen aan de kust van de Oostzee, bijvoorbeeld op de Darß of Usedom, was er altijd een merkbaar tekort op levensmiddelen en consumptiegoederen door deze "onofficiële" toeristen.
Wandelen
Voor het wandelen was de Kulturbund der DDR verantwoordelijk met zijn vakgroep "Toerisme en wandelen". De bekendste wandelpad was de "verkorte" Rennsteig, die men alleen kon bewandelen van Zur Hohen Sonne naar Lauscha aangezien de twee uiteinden door het grensgebied respectievelijk uit de DDR leidden. De enige wandelpad, die liep door de DDR was de Internationale Vriendschaps-Bergwandelroute Eisenach-Boedapest.
Toeristen uit het Westen
Het toerisme omvatte ook de vakanties van West-Europese buitenlanders in de DDR, waardoor de inkomsten van het land in buitenlandse valuta toenam. Ze hadden een aantal privileges zoals (met name) het gebruik van Intershop. Dit waren winkels waar westerse goederen werden verkocht, maar waar niet afgerekend konden worden met de DDR-Mark. Alleen converteerbare valuta's werden geaccepteerd en sinds 1979 (in geval van de DDR-burgers) alleen Forumcheques.
Vind die DDR-charme
Wil je het gevoel van Oost-Duits reizen ervaren? Het merendeel ervan is verdwenen, maar (als je weet waar je moet kijken) kun je nog wat sporen terugvinden. Hoewel luchthaven Schönefeld (SXF) nog steeds dat DDR-flair ademde, is deze inmiddels vervangen als onafhankelijke vliegveld door het nabijgelegen vliegveld Berlijn Brandenburg (BER). Het pand van het oude Schönefeld vervult nu de rol van Terminal 5 (de lowcostterminal).
Ik zou u ook willen aanraden om te zoeken naar de oude Interflug vliegtuigen, die nog op verschillende voormalige DDR-locaties te vinden zijn. Ik kwam er twee tegen in Leipzig, waarvan één van hen een restaurant herbergt, dat helaas gesloten was tijdens mijn bezoek. De DDR-campings zijn inmiddels gerenoveerd, maar ik had het geluk om ééntje te vinden in Thüringen, die nog enkele originele hutten hadden. Sommigen van hen waren nog steeds in gebruik. Anderen waren kleine tijdsmachines met interieur. die nog steeds gedeeltelijk intact waren. Heel veel FDGB-huizen wachten nog steeds op een nieuwe eigenaar en zijn al decennia niet aangeraakt.
Bron: www.centralberlin.de & www.wikipedia.nl
Schrijfster: o.a. Daphne Damiaans
Ik zou u ook willen aanraden om te zoeken naar de oude Interflug vliegtuigen, die nog op verschillende voormalige DDR-locaties te vinden zijn. Ik kwam er twee tegen in Leipzig, waarvan één van hen een restaurant herbergt, dat helaas gesloten was tijdens mijn bezoek. De DDR-campings zijn inmiddels gerenoveerd, maar ik had het geluk om ééntje te vinden in Thüringen, die nog enkele originele hutten hadden. Sommigen van hen waren nog steeds in gebruik. Anderen waren kleine tijdsmachines met interieur. die nog steeds gedeeltelijk intact waren. Heel veel FDGB-huizen wachten nog steeds op een nieuwe eigenaar en zijn al decennia niet aangeraakt.
Bron: www.centralberlin.de & www.wikipedia.nl
Schrijfster: o.a. Daphne Damiaans
Camping voor iedereen
Het was lastig voor de Oost-Duitsers om particuliere accommodaties te vinden om te logeren tijdens de vakanties. Het vinden van een campingplaats was daarentegen erg makkelijk (behalve tijdens de zomervakantie). Daarom werd de kampeervakantie populairder sinds de jaren zestig.
26% van alle vakanties in het eigen land werden doorgebracht op de campings van de staat, 4% op de 'intercampingplatzen' (ook toegankelijk voor mensen uit westerse landen). De DDR had (naar het einde v/d Koude Oorlog toe) meer dan 500 campings, waarvan sommigen tot 5.000 parkeerplaatsen bevatten. Deze waren niet altijd luxueus, maar wel bijna altijd gelegen aan een meer of de zee. Hierdoor waren de 'Klappfix' of 'Campifix' vouwwagens net zo beroemd als de Trabant in deze periode.
Op camping gaan was op een gegeven moment een massabeweging. Zelfs als er (maanden van tevoren) een brief werd verstuurd naar het 'centrale kampagentschap', was er altijd een kans op teleurstelling. In dat geval was er nog maar één optie namelijk de vakantie doorbrengen in een zogenaamde 'Datsja'.
26% van alle vakanties in het eigen land werden doorgebracht op de campings van de staat, 4% op de 'intercampingplatzen' (ook toegankelijk voor mensen uit westerse landen). De DDR had (naar het einde v/d Koude Oorlog toe) meer dan 500 campings, waarvan sommigen tot 5.000 parkeerplaatsen bevatten. Deze waren niet altijd luxueus, maar wel bijna altijd gelegen aan een meer of de zee. Hierdoor waren de 'Klappfix' of 'Campifix' vouwwagens net zo beroemd als de Trabant in deze periode.
Op camping gaan was op een gegeven moment een massabeweging. Zelfs als er (maanden van tevoren) een brief werd verstuurd naar het 'centrale kampagentschap', was er altijd een kans op teleurstelling. In dat geval was er nog maar één optie namelijk de vakantie doorbrengen in een zogenaamde 'Datsja'.
Datsja
Datsja is een Russisch woord voor een huisje op het platteland. Meestal wordt hiermee Russische buitenhuisjes bedoeld van welgestelden en politici. Datsja's zijn een typisch onderdeel van de cultuur in Rusland en sommige voormalige Sovjetrepublieken.
Er zijn verschillende soorten datsja's. Waar de Russische дача's lijken op landhuizen, lijken de DDR-datsches op houten hutten.
Er zijn verschillende soorten datsja's. Waar de Russische дача's lijken op landhuizen, lijken de DDR-datsches op houten hutten.
De datsja’s in het voormalige DDR waren houten weekendhuisjes, die meer dan drie miljoen DDR-bewoners op het land voor zichzelf hadden gebouwd. Deze bevonden zich meestal direct buiten de stad nabij meren en bosrijke omgevingen.
Datsja's werden met name gehouden door "arbeiders uit de Plattenbau". Het krappe leven in de Plattenbau in grote steden, de beperkte reismogelijkheden en de tekorten op groenten en fruit in de DDR-tijd, zorgden ervoor, dat datsja's heel erg begeerd werden door stedelingen. De gemiddelde DDR-burger had sowieso niet de financiële middelen om elk jaar "op vakantie" te kunnen gaan. Hierdoor werd vertier gezocht in het natuur in (vaak zelfgebouwde) datsja's. Overigens was dit één van de weinige plekken, waar Oost-Duiters een zeker vorm van vrijheid voelden ver weg van de gevreesde Stasi of IM's.
De typische DDR datsja bestond uit een stukje grond met een geprefabriceerd lichtgewicht woning, gezien bouwmateriaal niet altijd direct beschikbaar was. Deze moest nog wel voor een groot deel zelf gebouwd en verfraaid worden.
Door deze datsja's ontstonden er een groot aantal nederzettingen, vooral aan de oevers van de talrijke meren in het noorden van de DDR. De prijs van een datsja werd bepaald door de staat. De datsja's waren meestal binnen een uur bereikbaar vanaf het hoofdverblijf. Naar schatting waren er ongeveer 3,4 miljoen Datsja's in de DDR - "de hoogste dichtheid van weekendhuisjes ter wereld".
Deze datsja's bestaan hedendaags nog steeds en worden ze zelfs nog bewoond door hun oorspronkelijke "Oost-Duitse" eigenaren. Door omstandigheden (overlijden eigenaar of eigenaar gebruikt datsja niet meer) worden deze datsja's beetje bij beetje overgenomen door erfgenamen of opgekocht door "West-Duitsers" en zelfs Nederlanders. Dit fenomeen schijnt nog wel eens te botsen met de oorspronkelijke bewoners, die soms qua geestestoestand nog steeds in de voormalige DDR leven. Ze proberen hun ongenoegen richting de nieuwe bewoners te uiten door te schreeuwen en te dreigen bij het geringste. Voor het complete verhaal over deze knorrige ex-DDR'ers klik op de link van de DIA.
Bron: Duitsland Instituut Amsterdam (DIA) en Wikipedia
Datsja's werden met name gehouden door "arbeiders uit de Plattenbau". Het krappe leven in de Plattenbau in grote steden, de beperkte reismogelijkheden en de tekorten op groenten en fruit in de DDR-tijd, zorgden ervoor, dat datsja's heel erg begeerd werden door stedelingen. De gemiddelde DDR-burger had sowieso niet de financiële middelen om elk jaar "op vakantie" te kunnen gaan. Hierdoor werd vertier gezocht in het natuur in (vaak zelfgebouwde) datsja's. Overigens was dit één van de weinige plekken, waar Oost-Duiters een zeker vorm van vrijheid voelden ver weg van de gevreesde Stasi of IM's.
De typische DDR datsja bestond uit een stukje grond met een geprefabriceerd lichtgewicht woning, gezien bouwmateriaal niet altijd direct beschikbaar was. Deze moest nog wel voor een groot deel zelf gebouwd en verfraaid worden.
Door deze datsja's ontstonden er een groot aantal nederzettingen, vooral aan de oevers van de talrijke meren in het noorden van de DDR. De prijs van een datsja werd bepaald door de staat. De datsja's waren meestal binnen een uur bereikbaar vanaf het hoofdverblijf. Naar schatting waren er ongeveer 3,4 miljoen Datsja's in de DDR - "de hoogste dichtheid van weekendhuisjes ter wereld".
Deze datsja's bestaan hedendaags nog steeds en worden ze zelfs nog bewoond door hun oorspronkelijke "Oost-Duitse" eigenaren. Door omstandigheden (overlijden eigenaar of eigenaar gebruikt datsja niet meer) worden deze datsja's beetje bij beetje overgenomen door erfgenamen of opgekocht door "West-Duitsers" en zelfs Nederlanders. Dit fenomeen schijnt nog wel eens te botsen met de oorspronkelijke bewoners, die soms qua geestestoestand nog steeds in de voormalige DDR leven. Ze proberen hun ongenoegen richting de nieuwe bewoners te uiten door te schreeuwen en te dreigen bij het geringste. Voor het complete verhaal over deze knorrige ex-DDR'ers klik op de link van de DIA.
Bron: Duitsland Instituut Amsterdam (DIA) en Wikipedia
Vliegen
Het Haus des Reisens staat er vandaag de dag nog steeds. Met zijn 18 verdiepingen en een hoogte van 67 meter is deze het langste gebouw op Alexanderplatz na het Park Inn hotel. Tot de Duitse hereniging was dit dé plek om te bezoeken wanneer men een vakantie wilde boeken. Het was het hoofdkantoor van 'Reisebüro der DDR' (de staatsreizenorganisatie) en verkocht kaartjes voor vliegtuig- en treinreizen binnen en buiten de DDR.
De vluchten werden uitgevoerd door Interflug, de nationale luchtvaartmaatschappij van de DDR (1963-1990). Interflug vloog zelfs naar Cuba, China en Mozambique. Interflug was gevestigd op de luchthaven van Schönefeld (Oost-Berlijn) en richt zich op vluchten naar Comecon-landen zoals Bulgarije, Tsjechoslowakije, China, de Sovjetunie en Joegoslavië. De vliegtuigen waren bijna volledig sovjetgemaakt, beginnend met de Ilyushin Il-18 turboprop in de jaren 1960 en gevolgd door vele Tupolevs en Antonovs. Het was pas in 1988 dat een uitzondering op het handelsembargo de mogelijkheid gaf om een Airbus A310 te kopen. Het werd nauwelijks gebruikt door Interflug, sinds het werd afgegeven op 26 juni 1989, iets meer dan 2 maanden voor de val van de Berlijnse Muur.
Tickets waren goedkoop, aangezien Interflug geen IATA-lid was en derhalve niet gebonden was aan internationale ticketprijs-overeenkomsten. Dit was ook verleidelijk voor West-Duitsers en vooral West-Berlijners die niet te ver weg van de luchthaven van Schönefeld leefden. Daarom begon Interflug vluchten naar de Middellandse Zee en de Zwarte Zeekust. Oost-Duitsers konden ze niet nemen, omdat ze niet naar deze landen zouden kunnen reizen. Pendelbussen brachten de West-Duitsers van het busstation West-Berlijn naar de luchthaven Schönefeld en er werd zelfs een extra grensovergang dicht bij de luchthaven geopend.
De vluchten werden uitgevoerd door Interflug, de nationale luchtvaartmaatschappij van de DDR (1963-1990). Interflug vloog zelfs naar Cuba, China en Mozambique. Interflug was gevestigd op de luchthaven van Schönefeld (Oost-Berlijn) en richt zich op vluchten naar Comecon-landen zoals Bulgarije, Tsjechoslowakije, China, de Sovjetunie en Joegoslavië. De vliegtuigen waren bijna volledig sovjetgemaakt, beginnend met de Ilyushin Il-18 turboprop in de jaren 1960 en gevolgd door vele Tupolevs en Antonovs. Het was pas in 1988 dat een uitzondering op het handelsembargo de mogelijkheid gaf om een Airbus A310 te kopen. Het werd nauwelijks gebruikt door Interflug, sinds het werd afgegeven op 26 juni 1989, iets meer dan 2 maanden voor de val van de Berlijnse Muur.
Tickets waren goedkoop, aangezien Interflug geen IATA-lid was en derhalve niet gebonden was aan internationale ticketprijs-overeenkomsten. Dit was ook verleidelijk voor West-Duitsers en vooral West-Berlijners die niet te ver weg van de luchthaven van Schönefeld leefden. Daarom begon Interflug vluchten naar de Middellandse Zee en de Zwarte Zeekust. Oost-Duitsers konden ze niet nemen, omdat ze niet naar deze landen zouden kunnen reizen. Pendelbussen brachten de West-Duitsers van het busstation West-Berlijn naar de luchthaven Schönefeld en er werd zelfs een extra grensovergang dicht bij de luchthaven geopend.
Bron: www.achterdemuur.nl & Wikipedia