Politieke structuur van de DDR
De DDR was een dictatoriaal politiek systeem zonder bestaande bevoegdheden. Zij voegde de eigenschappen van het socialisme samen met de principes van de zogenaamde "democratische centralisme".
De politieke macht werd niet toebedeeld aan de verschillende dragers, maar kwam bij de omvangrijke en ongecontroleerde heersende leiderschap en regeringscentrum v/d DDR namelijk het Politburo van het Centraal Comité v/d Socialistische Partij v/d Eenheid (SED), wie optrad namens het bestuur van de SED, die op hun beurt één centrale leider aanwees voor alle gebieden van de DDR namelijk de secretaris-generaal van de SED.
De Duitse Democratische Republiek was een socialistische staat in haar eigen zelfbeeld en realiseerde de basisprincipes van een Volksrepubliek. Aangezien de regeringsvorm door de heerschappij van één partij, de zogenaamde staatspartij, gevormd werd, spreekt men in de DDR ook over een partijdictatuur.
De politieke macht werd niet toebedeeld aan de verschillende dragers, maar kwam bij de omvangrijke en ongecontroleerde heersende leiderschap en regeringscentrum v/d DDR namelijk het Politburo van het Centraal Comité v/d Socialistische Partij v/d Eenheid (SED), wie optrad namens het bestuur van de SED, die op hun beurt één centrale leider aanwees voor alle gebieden van de DDR namelijk de secretaris-generaal van de SED.
De Duitse Democratische Republiek was een socialistische staat in haar eigen zelfbeeld en realiseerde de basisprincipes van een Volksrepubliek. Aangezien de regeringsvorm door de heerschappij van één partij, de zogenaamde staatspartij, gevormd werd, spreekt men in de DDR ook over een partijdictatuur.
1. Volkskammer
Volkskammer was de benaming van het Oost-Duitse éénkamerparlement (1949-1990). Tot 1989 waren alle leden van de Volkskammer lid van partijen en massaorganisaties in het Nationale Front.
Op 7 oktober 1949 kwam de eerste Provisorische Volkskammer in Berlijn (Oost) bijeen. Zij was ontstaan uit de Tweede Duitse Volksraad, die als voorlopig parlement van de Sovjet-bezettingszone (SBZ) diende. Op 15 oktober 1950 werden de eerste Volkskammerverkiezingen gehouden. De eenheidslijst van het Nationaal Front kreeg 99,4% van de stemmen.
Volgens de grondwet van de DDR (artikel 48) was de Volkskammer het hoogste machtsorgaan van de DDR, dat tijdens "plenaire sessies de beslissingen neemt over basisvraagstukken van het staatsbeleid" en "Niemand kan haar rechten beperken." Ook wordt de Volkskammer "het enige wetgevende en constituerende orgaan" van de DDR genoemd. In theorie was de Volkskammer het opperste machtsorgaan, maar in praktijk lag de hoogste macht bij het Politbureau van het Centraal Comité van de SED. Dat de Volkskammer geen werkelijk macht uitoefende blijkt wel uit het feit dat zij maar twee tot viermaal per jaar bijeen kwam. In de tussentijd fungeerde het Presidium van de Volkskammer.
Tijdens de jaarlijkse zittingen had de Volkskammer de taak nieuwe wetgeving goed te keuren en rapporten te bestuderen over de voortgang van het beleid. De Volkskammer keurde de wetsvoorstellen van de regering altijd goed, op één uitzondering: in maart 1972 stemde 14 leden van de CDU tegen het wetsvoorstel om abortus te legaliseren en nog eens acht leden van de CDU-fractie onthielden zich ook van de stemming. Het wetsvoorstel werd overigens uiteindelijk toch met overgrote meerderheid aangenomen. De CDU-fractie bestond (1954-1986) uit 52 leden, dus de meerderheid van die partij stemde dus ook vóór het voorstel.
Eens in de vier (later vijf jaar) koos een nieuwe Volkskammer de Staatsraad en de Ministerraad van de DDR. Beide organen werden gedomineerd door de SED.
Op 7 oktober 1949 kwam de eerste Provisorische Volkskammer in Berlijn (Oost) bijeen. Zij was ontstaan uit de Tweede Duitse Volksraad, die als voorlopig parlement van de Sovjet-bezettingszone (SBZ) diende. Op 15 oktober 1950 werden de eerste Volkskammerverkiezingen gehouden. De eenheidslijst van het Nationaal Front kreeg 99,4% van de stemmen.
Volgens de grondwet van de DDR (artikel 48) was de Volkskammer het hoogste machtsorgaan van de DDR, dat tijdens "plenaire sessies de beslissingen neemt over basisvraagstukken van het staatsbeleid" en "Niemand kan haar rechten beperken." Ook wordt de Volkskammer "het enige wetgevende en constituerende orgaan" van de DDR genoemd. In theorie was de Volkskammer het opperste machtsorgaan, maar in praktijk lag de hoogste macht bij het Politbureau van het Centraal Comité van de SED. Dat de Volkskammer geen werkelijk macht uitoefende blijkt wel uit het feit dat zij maar twee tot viermaal per jaar bijeen kwam. In de tussentijd fungeerde het Presidium van de Volkskammer.
Tijdens de jaarlijkse zittingen had de Volkskammer de taak nieuwe wetgeving goed te keuren en rapporten te bestuderen over de voortgang van het beleid. De Volkskammer keurde de wetsvoorstellen van de regering altijd goed, op één uitzondering: in maart 1972 stemde 14 leden van de CDU tegen het wetsvoorstel om abortus te legaliseren en nog eens acht leden van de CDU-fractie onthielden zich ook van de stemming. Het wetsvoorstel werd overigens uiteindelijk toch met overgrote meerderheid aangenomen. De CDU-fractie bestond (1954-1986) uit 52 leden, dus de meerderheid van die partij stemde dus ook vóór het voorstel.
Eens in de vier (later vijf jaar) koos een nieuwe Volkskammer de Staatsraad en de Ministerraad van de DDR. Beide organen werden gedomineerd door de SED.
​2. Zentralkomitee, Politbüro en Sekretariat der DDR
Zentral​komitee der DDR (ZK)
Het Zentralkomitee (ZK) was het hoogste orgaan in de partijstructuur tussen partijcongressen. Het machtscentrum lag bij het secretariaat van de commissie, die werd geleid door een secretaris-generaal (eerste secretaris van 1953 tot 1976). Hij/Zij leidde tevens het presidentschap van het Politbureau. In de politieke rangschikking bevonden de leden van de ZK zich boven de ministers. De ZK-secretarissen en afdelingshoofden waren gemachtigd om instructies te geven aan de staatsministers. Dit leiderschap komt voort uit de grondwet van 1968, die de leidende rol van de SED vestigde.
De afgevaardigden v/d 3e Partijbijeenkomst v/d SED kozen in 1950 een Centraal Comité naar Sovjet-maatstaven om de toenmalige partijbestuurder te vervangen. Opvallend in het Centraal Comité was de dominantie van voormalige KPD-leden (62,5%) t.o.v. voormalige SPD-leden (24%). Vier jaar na de eenwording van de arbeiderspartijen bleef er weinig over van de oorspronkelijke pariteit binnen de SED.
De afgevaardigden v/d 3e Partijbijeenkomst v/d SED kozen in 1950 een Centraal Comité naar Sovjet-maatstaven om de toenmalige partijbestuurder te vervangen. Opvallend in het Centraal Comité was de dominantie van voormalige KPD-leden (62,5%) t.o.v. voormalige SPD-leden (24%). Vier jaar na de eenwording van de arbeiderspartijen bleef er weinig over van de oorspronkelijke pariteit binnen de SED.
Politbüro
Het dagelijkse bestuur van de DDR was in handen van het Politburo, een kleine groep van hoge partijfunctionarissen bestaande uit 15 tot 25 leden en ongeveer tien kandidaten (zonder stemrecht), waaronder de tien secretarissen van het Zentralkomitee (Centraal Comité v/d DDR). De secretaris-generaal van het Zentralkomitee was ook voorzitter van het Politburo. De taak van de officiële regering (de Raad van ministers van de DDR) was om de besluiten van het Politburo uit te voeren bij hun ministeries. In het proces werd de Raad van Ministers voortdurend gecontroleerd door de partijcomités, die er volgens de grondwet van de DDR moesten zorgen, dat "de leidende rol van de partij" werd vervuld. De voorzitters van de Raad van Ministers en de Voorzitter van de Volkskamer waren zowel leden van de SED als van het Politbureau.
In de praktijk werden alleen de omvangrijkere opmerkingen van het secretariaat en de afdelingen van het Centraal Comité unaniem vastgesteld door de leden, waarvan de dossiers reeds eerder per koerier naar de leden werden gestuurd ter inzage. De meesten van hen vertrouwden op de beslissing van het lid van het politbureau dat verantwoordelijk was voor het betreffende vakgebied, zonder met anderen te spreken op hun vakgebied, vooral als de secretaris-generaal van tevoren zijn akkoord van tevoren had genoteerd. Alleen hij was in staat om in te grijpen. Er waren nauwelijks controversiële discussies, de secretaris-generaal behield zich het recht op laatste redmiddel. Met name stemmen op veiligheidskwesties waren taboe en deze waren strikt vertrouwelijk tussen de respectieve minister en de secretaris-generaal.
Het Politburo kwam elke dinsdagochtend om 10 uur bijeen voor een duur van ongeveer twee uur op de tweede verdieping van het gebouw van het Centraal Comité. De vergaderingen vonden plaats in een "klaslokaalsfeer" (volgens Günter Schabowski) door de Secretaris-Generaal. Buiten de vergaderingen en tijdens het vakantieseizoen werden ook beslissingen genomen d.m.v. een circulatieprocedure, dat wil zeggen dat een handtekeningmap werd ondertekend door de leden in overleg.
In de praktijk werden alleen de omvangrijkere opmerkingen van het secretariaat en de afdelingen van het Centraal Comité unaniem vastgesteld door de leden, waarvan de dossiers reeds eerder per koerier naar de leden werden gestuurd ter inzage. De meesten van hen vertrouwden op de beslissing van het lid van het politbureau dat verantwoordelijk was voor het betreffende vakgebied, zonder met anderen te spreken op hun vakgebied, vooral als de secretaris-generaal van tevoren zijn akkoord van tevoren had genoteerd. Alleen hij was in staat om in te grijpen. Er waren nauwelijks controversiële discussies, de secretaris-generaal behield zich het recht op laatste redmiddel. Met name stemmen op veiligheidskwesties waren taboe en deze waren strikt vertrouwelijk tussen de respectieve minister en de secretaris-generaal.
Het Politburo kwam elke dinsdagochtend om 10 uur bijeen voor een duur van ongeveer twee uur op de tweede verdieping van het gebouw van het Centraal Comité. De vergaderingen vonden plaats in een "klaslokaalsfeer" (volgens Günter Schabowski) door de Secretaris-Generaal. Buiten de vergaderingen en tijdens het vakantieseizoen werden ook beslissingen genomen d.m.v. een circulatieprocedure, dat wil zeggen dat een handtekeningmap werd ondertekend door de leden in overleg.
​3. Ministerrat der DDR
De Ministerrat der DDR (Ministerraad van de DDR) was sinds november 1950 de regering van de Duitse Democratische Republiek (Oost-Duitsland). Volgens de grondwet was de Ministerraad het hoogste uitvoerende staatsorgaan. De Ministerraad bestond uit zowel leden van de communistische Sozialistische Einheitspartei Deutschlands als uit leden van de Blokpartijen. In 1950 bestond de Ministerraad uit 18 personen, in 1989 uit 44 personen.
Het hoofd van de Ministerraad was de Voorzitter van de Ministeraad (Vorsitzender der Ministerrat), dat wil zeggen de premier. Hij werd bijgestaan door twee Eerste Plaatsvervangende Voorzitters (1. Stellvertretende Vorsitzende) en verder negen Plaatsvervangende Voorzitters (Stellvertretende Vorsitzende). Samen met enkele vakministers vormden zij het Presidium van de Ministerraad, waar de werkelijk macht berustte. Het Presidium bereidde alle belangrijke beslissingen voor in samenwerking met het Centraal Comité en het Politbureau van de SED. De minister van Buitenlandse Zaken kon bijvoorbeeld geen beslissing nemen zonder overleg te hebben gepleegd met de secretaris voor buitenlandse aangelegenheden van het Centraal Comité van de SED.
Tot die Wende (val van de Berlijnse Muur) in 1989 waren de twee Eerste Plaatsvervangende Voorzitters van de Ministerraad waren Werner Krolikowski en Alfred Neumann. Beiden waren lid van het Politbureau van de SED. Van de negen Plaatsvervande Voorzitters kwam er één van iedere Blokpartij (CDU, LDPD, DBD en NDPD), in totaal dus vier. De overige vijf kwamen weer van de SED.
Lid van de Ministerraad waren niet alleen ministers, maar ook de voorzitter van de Staatsplancommissie, de voorzitter van de Staatsbank van de DDR en staatssecretarissen. De leden van de Ministerraad werden voor de duur van vijf jaar gekozen door de Volkskammer (parlement). Tussen de wekelijkse zittingen van de voltallige Ministerraad in, kwam het Presidium voor het dagelijks bestuur bijeen.
De Ministerraad was van 1950 tot 1953 gevestigd in het gebouw van de vroegere Pruisische Landdag en vanaf 1961 in het Alte Stadthaus van Berlijn aan de Klosterstraße 47. In dit gebouw was ook persagentschap van de Ministerraad gevestigd. Hier werden officiële persberichten van de regering verstrekt aan zowel binnen- als buitenlandse journalisten. Kurt Blecha was van 1958 tot 1989 voorzitter van het persagentschap.
Het hoofd van de Ministerraad was de Voorzitter van de Ministeraad (Vorsitzender der Ministerrat), dat wil zeggen de premier. Hij werd bijgestaan door twee Eerste Plaatsvervangende Voorzitters (1. Stellvertretende Vorsitzende) en verder negen Plaatsvervangende Voorzitters (Stellvertretende Vorsitzende). Samen met enkele vakministers vormden zij het Presidium van de Ministerraad, waar de werkelijk macht berustte. Het Presidium bereidde alle belangrijke beslissingen voor in samenwerking met het Centraal Comité en het Politbureau van de SED. De minister van Buitenlandse Zaken kon bijvoorbeeld geen beslissing nemen zonder overleg te hebben gepleegd met de secretaris voor buitenlandse aangelegenheden van het Centraal Comité van de SED.
Tot die Wende (val van de Berlijnse Muur) in 1989 waren de twee Eerste Plaatsvervangende Voorzitters van de Ministerraad waren Werner Krolikowski en Alfred Neumann. Beiden waren lid van het Politbureau van de SED. Van de negen Plaatsvervande Voorzitters kwam er één van iedere Blokpartij (CDU, LDPD, DBD en NDPD), in totaal dus vier. De overige vijf kwamen weer van de SED.
Lid van de Ministerraad waren niet alleen ministers, maar ook de voorzitter van de Staatsplancommissie, de voorzitter van de Staatsbank van de DDR en staatssecretarissen. De leden van de Ministerraad werden voor de duur van vijf jaar gekozen door de Volkskammer (parlement). Tussen de wekelijkse zittingen van de voltallige Ministerraad in, kwam het Presidium voor het dagelijks bestuur bijeen.
De Ministerraad was van 1950 tot 1953 gevestigd in het gebouw van de vroegere Pruisische Landdag en vanaf 1961 in het Alte Stadthaus van Berlijn aan de Klosterstraße 47. In dit gebouw was ook persagentschap van de Ministerraad gevestigd. Hier werden officiële persberichten van de regering verstrekt aan zowel binnen- als buitenlandse journalisten. Kurt Blecha was van 1958 tot 1989 voorzitter van het persagentschap.
4. Staatsrat der DDR
De voormalige Duitse Democratische Republiek (DDR) kende tussen 1960-1990 een Staatsrat (Staatsraad) als collectief staatshoofd. De raad werd ingesteld na het overlijden van de eerste president, Wilhelm Pieck, en in april 1990 door de eerste democratisch gekozen Volkskammer afgeschaft. Speciale vertegenwoordigende bevoegdheden kwamen toe aan de voorzitter van de Staatsraad.
Officieel werden de leden van de Staatsraad gekozen door het parlement in zijn eerste zitting na de verkiezingen. In werkelijkheid werd de samenstelling bepaald door de SED, de regerende partij in de DDR.
De voorzitter van de Staatsraad was altijd lid van de SED, evenals de twee belangrijkste vicevoorzitters. Daarnaast waren er ook vicevoorzitters die lid waren van andere, met de SED samenwerkende partijen, zoals de Democratische Boerenpartij van Duitsland, de Nationaal-Democratische Partij van Duitsland, de Liberale Partij van Duitsland en de CDUD. De Staatsraad telde 24 (25?) leden.
Officieel werden de leden van de Staatsraad gekozen door het parlement in zijn eerste zitting na de verkiezingen. In werkelijkheid werd de samenstelling bepaald door de SED, de regerende partij in de DDR.
De voorzitter van de Staatsraad was altijd lid van de SED, evenals de twee belangrijkste vicevoorzitters. Daarnaast waren er ook vicevoorzitters die lid waren van andere, met de SED samenwerkende partijen, zoals de Democratische Boerenpartij van Duitsland, de Nationaal-Democratische Partij van Duitsland, de Liberale Partij van Duitsland en de CDUD. De Staatsraad telde 24 (25?) leden.
5. Generalstaatsanwalt en Oberstes Gericht
​Generalstaatsanwalt (procureur-generaal)
De zetel van de procureur-generaal was in Hermann-Matern-Straße (tegenwoordig Luisenstraße), Berlijn-Mitte. De procureur-generaal van de DDR was zelfstandig (en dus niet gebonden aan de rechtbanken) en centraal georganiseerd. De (door de volkskammer gekozen) procureur-generaal was verantwoordelijk voor de aanstelling (en het instrueren) van de districtsprocureurs. Deze organisatiestructuur volgde na de opheffing van de deelstatenstelsel na de deling van de DDR. De benoeming van de bezirk- en districtsprocureurs vond plaats na de goedkeuring van de 1. Secretaris v/d SED van het district of de provincie.
Ook waren er procureur-generaals voor het werkveld van de NVA (Nationale Volksarmee) oftewel het leger van de DDR. Ze hadden officiersrangen en werden ingedeeld bij de hoofdkwartieren van de divisies. De eindverantwoordelijke was de militaire aanklager. Die viel onder de procureur-generaal.
De procureur-generaal en de districtsprocureurs hadden elk hun eigen afdelingen met verschillende openbare aanklagers. Op provinciaal niveau werden alleen individuele openbare aanklagers met een inhoudelijke specialisatie toegewezen. De taken van openbaar aanklager bestonden niet alleen uit vervolging, maar ook uit algemene juridische toezicht (elk op hun eigen afdeling op DDR- en districtsniveau). In het kader van het Algemeen Juridisch Toezicht werden de beslissingen van de operationele conflictcomités onderworpen aan een professionele beoordeling door de districtprocureurs om te zorgen voor een uniforme toepassing van de wet en operationele problemen te erkennen als basis voor noodzakelijke maatregelen van het algemeen juridisch toezicht. Besluiten van de conflictcommissies konden worden aangevochten bij de rechtbank.
Ook waren er procureur-generaals voor het werkveld van de NVA (Nationale Volksarmee) oftewel het leger van de DDR. Ze hadden officiersrangen en werden ingedeeld bij de hoofdkwartieren van de divisies. De eindverantwoordelijke was de militaire aanklager. Die viel onder de procureur-generaal.
De procureur-generaal en de districtsprocureurs hadden elk hun eigen afdelingen met verschillende openbare aanklagers. Op provinciaal niveau werden alleen individuele openbare aanklagers met een inhoudelijke specialisatie toegewezen. De taken van openbaar aanklager bestonden niet alleen uit vervolging, maar ook uit algemene juridische toezicht (elk op hun eigen afdeling op DDR- en districtsniveau). In het kader van het Algemeen Juridisch Toezicht werden de beslissingen van de operationele conflictcomités onderworpen aan een professionele beoordeling door de districtprocureurs om te zorgen voor een uniforme toepassing van de wet en operationele problemen te erkennen als basis voor noodzakelijke maatregelen van het algemeen juridisch toezicht. Besluiten van de conflictcommissies konden worden aangevochten bij de rechtbank.
​Oberstes Gericht (hooggerechtshof)
Oberstes Gericht (OG) was de naam van het hooggerechtshof van de DDR. Het werd n.a.v. de wet van 8 december 1949 organisatorisch gescheiden van de Generalstaatsanwalt (procureur-generaal v/d DDR).
Er was geen verdeling van bevoegdheden in de DDR. De rechterlijke macht werd ook gerund en gecontroleerd door de SED, zoals alle staatsorganen. De jurisprudentie diende ook in de eerste plaats om de heerschappij van de SED te handhaven. Het Politburo en een speciale ZK-afdeling konden sturing geven aan de rechter en konden zich derhalve ook bemoeien met strafprocedures.
Tot het begin van de jaren 1970 was het Hooggerechtshof gevestigd in het representatieve deel van de voormalige militaire medische academie aan de Invalidenstraße met het postadres "Scharnhorststraße 6" in Berlijn-Mitte. Daarna verhuisde het naar het gebouw Littenstraße in het plaatselijke justitiegebouw.
Het hooggerechtshof van de DDR werd uiteindelijk op 31 augustus 1990 ontbonden n.a.v. de inwerkingtreding van het Eenwordingsverdrag.
Er was geen verdeling van bevoegdheden in de DDR. De rechterlijke macht werd ook gerund en gecontroleerd door de SED, zoals alle staatsorganen. De jurisprudentie diende ook in de eerste plaats om de heerschappij van de SED te handhaven. Het Politburo en een speciale ZK-afdeling konden sturing geven aan de rechter en konden zich derhalve ook bemoeien met strafprocedures.
Tot het begin van de jaren 1970 was het Hooggerechtshof gevestigd in het representatieve deel van de voormalige militaire medische academie aan de Invalidenstraße met het postadres "Scharnhorststraße 6" in Berlijn-Mitte. Daarna verhuisde het naar het gebouw Littenstraße in het plaatselijke justitiegebouw.
Het hooggerechtshof van de DDR werd uiteindelijk op 31 augustus 1990 ontbonden n.a.v. de inwerkingtreding van het Eenwordingsverdrag.
6. Nationaler Verteidigungsrat der DDR (NVR)
De Nationaler Verteidigungsrat der DDR (nationale defensieraad van de DDR) was het opperste orgaan voor het toezicht op het militaire en veiligheidsbeleid in de DDR. In de raad zaten de ministers van Defensie en Staatsveiligheid, evenals de minister van Binnenlandse Zaken en de belangrijkste economische functionarissen. De raad had de bevoegdheid om te kunnen besluiten om te mobiliseren en een staat van beleg in werking laten treden. De voorzitter van de Nationaler Verteidigungsrat der DDR was de secretaris-generaal van de SED.
7. ​Wahlberechtige (kiesgerechtigde)
De samenstelling van de Volkskamer en de gemeentelijke parlementen werd vastgesteld door de SED. Bij de schijnverkiezingen, die om de vier of vijf jaar plaatsvonden, mocht de bevolking alleen stemmen op een vaste, uniforme lijst (de zgn. Einheitsliste). Iedereen die weigerde of aandrong op zijn recht op een geheime stemming in een stemhokje, zou gemakkelijk het doelwit kunnen worden van de Stasi.
8. ​Einheitsliste (gezamenlijke kandidatenlijst)
Hoewel in de DDR gesproken werd van een 'meerpartijenstelsel', bepaalde de SED de Oost-Duitse politiek en maatschappij volledig.
Ook in de DDR tot 1989 bestonden de partijen CDU (Christlich Demokratische Union Deutschlands), DBD (Demokratische Bauernpartei Deutschlands), LDPD (Liberal Demokratische Partei Deutschlands) en NDPD (National Demokratische Partei Deutschlands), maar zij werden met de SED in het zogenaamde Demokratischen Block opgenomen. In 1949/50 plaatsten ook de CDU en LDPD zich ideologisch onder de SED. Als Blockparteien waren zij weliswaar in de regering en de Volkskammer van de DDR vertegenwoordigd, maar bleven politiek vrijwel geheel zonder invloed. De oprichting van de DBD en NDPD was in 1948 door de sovjetbezettingsmacht en de SED geïnitieerd. De SED hoopte op deze manier de CDU en de LDPD te kunnen verzwakken.
Door het samenstellen van zgn. Einheitsliste (gezamenlijke kandidatenlijst), waarbij de onderlinge verhoudingen al van tevoren waren vastgelegd. In het demokratisch blok stonden de verhoudingen tussen de partijen bovendien van tevoren al vast. Zo werd de absolute meerderheid van de SED al in het begin zeker gesteld. De partij had als enige recht op 25 procent van de zetels in de Volkskammer.
De SED telde circa 2,3 miljoen leden, terwijl de Blockparteien tezamen maar 500.000 leden telden. De partijen beschikten niet over een eigen partijprogramma. Hoe dominant de SED in het Oost-Duitse politieke bestel aanwezig was, was goed te zien bij de verkiezingen. De kiezers konden alleen maar ja of nee stemmen op de Einheitsliste. Er was ook geen geheimhouding bij de stemlokalen. Wanneer iemand gebruik wilde maken van een stemhokje was hij of zij bij voorbaat al verdacht. Door veel druk op burgers uit te oefenen hoopte de SED zoveel mogelijk stemmen binnen te halen. Toch kon de SED alleen door het vervalsen van de verkiezingsuitslagen telkens het percentage van 99 procent - van de kiezers - halen.
De laatste partijdag van de SED op 16 december 1989 leidde uiteindelijk niet tot de ontbinding van de partij, maar wel tot een grondige verandering van de partij zelf. Onder voorzitterschap van Gregor Gysi distantieerde de partij zich gedeeltelijk van de tot dan toe gevoerde ideologie en praktijk. Sinds 1990 luidt haar officiële naam Partei des demokratischen Sozialismus (PDS).
Ook in de DDR tot 1989 bestonden de partijen CDU (Christlich Demokratische Union Deutschlands), DBD (Demokratische Bauernpartei Deutschlands), LDPD (Liberal Demokratische Partei Deutschlands) en NDPD (National Demokratische Partei Deutschlands), maar zij werden met de SED in het zogenaamde Demokratischen Block opgenomen. In 1949/50 plaatsten ook de CDU en LDPD zich ideologisch onder de SED. Als Blockparteien waren zij weliswaar in de regering en de Volkskammer van de DDR vertegenwoordigd, maar bleven politiek vrijwel geheel zonder invloed. De oprichting van de DBD en NDPD was in 1948 door de sovjetbezettingsmacht en de SED geïnitieerd. De SED hoopte op deze manier de CDU en de LDPD te kunnen verzwakken.
Door het samenstellen van zgn. Einheitsliste (gezamenlijke kandidatenlijst), waarbij de onderlinge verhoudingen al van tevoren waren vastgelegd. In het demokratisch blok stonden de verhoudingen tussen de partijen bovendien van tevoren al vast. Zo werd de absolute meerderheid van de SED al in het begin zeker gesteld. De partij had als enige recht op 25 procent van de zetels in de Volkskammer.
De SED telde circa 2,3 miljoen leden, terwijl de Blockparteien tezamen maar 500.000 leden telden. De partijen beschikten niet over een eigen partijprogramma. Hoe dominant de SED in het Oost-Duitse politieke bestel aanwezig was, was goed te zien bij de verkiezingen. De kiezers konden alleen maar ja of nee stemmen op de Einheitsliste. Er was ook geen geheimhouding bij de stemlokalen. Wanneer iemand gebruik wilde maken van een stemhokje was hij of zij bij voorbaat al verdacht. Door veel druk op burgers uit te oefenen hoopte de SED zoveel mogelijk stemmen binnen te halen. Toch kon de SED alleen door het vervalsen van de verkiezingsuitslagen telkens het percentage van 99 procent - van de kiezers - halen.
De laatste partijdag van de SED op 16 december 1989 leidde uiteindelijk niet tot de ontbinding van de partij, maar wel tot een grondige verandering van de partij zelf. Onder voorzitterschap van Gregor Gysi distantieerde de partij zich gedeeltelijk van de tot dan toe gevoerde ideologie en praktijk. Sinds 1990 luidt haar officiële naam Partei des demokratischen Sozialismus (PDS).
9. Nationale Front
Het Nationale Front v/d Duitse Democratische Republiek was een samensmelting van partijen en massa-organisaties in de DDR. Volgens de officiële claim moesten alle sociale groepen via het Front National invloed kunnen uitoefenen op sociaal-politieke processen. In feite was het Nationale Front een middel om de blokpartijen en massa-organisaties te disciplineren en de suprematie van de SED in de staat te consolideren.
In de structurele organisatie van het Nationale Front (de 17.000 comités op verschillende niveaus tot aan de wijkcomités) hebben 300.000 mensen zich vrijwillig aangeboden om te werken. Ze bedachten o.a. lokale activiteiten en waren verantwoordelijk voor de orde en netheid van hun woonwijken in samenwerking met de stad en gemeenteraden. Ze organiseerden onder meer de collecte van recyclebare materialen en wijkfestivals. Het Nationale Front was de bedenker van de gemeentelijke competitie: Schöner unsere Städte und Gemeinden – Mach mit! en de competitie voor het Goldene Housenummer (gouden huisnummer). Succesvolle gemeenten en gemeenschappen ontvingen ideologische en materiële onderscheidingen, zoals contante bonussen of de zilveren medaille van het nationale front.
Het doel van deze activiteiten was om die delen van de bevolking te bereiken, die anders niet betrokken waren bij structuren zoals partijen of massale organisaties en deze te mobiliseren voor de "Aufbau des Sozialismus" ("opbouw van het socialisme"). Verdienstelijke persoonlijkheden van het sociale leven kregen de zilveren eremedaille van het National Front. Deze onderscheidingen vonden meestal plaats in Steinsaal des Nationalrats (de Stenen Hal van de Nationale Raad) in Oost-Berlijn.
In de structurele organisatie van het Nationale Front (de 17.000 comités op verschillende niveaus tot aan de wijkcomités) hebben 300.000 mensen zich vrijwillig aangeboden om te werken. Ze bedachten o.a. lokale activiteiten en waren verantwoordelijk voor de orde en netheid van hun woonwijken in samenwerking met de stad en gemeenteraden. Ze organiseerden onder meer de collecte van recyclebare materialen en wijkfestivals. Het Nationale Front was de bedenker van de gemeentelijke competitie: Schöner unsere Städte und Gemeinden – Mach mit! en de competitie voor het Goldene Housenummer (gouden huisnummer). Succesvolle gemeenten en gemeenschappen ontvingen ideologische en materiële onderscheidingen, zoals contante bonussen of de zilveren medaille van het nationale front.
Het doel van deze activiteiten was om die delen van de bevolking te bereiken, die anders niet betrokken waren bij structuren zoals partijen of massale organisaties en deze te mobiliseren voor de "Aufbau des Sozialismus" ("opbouw van het socialisme"). Verdienstelijke persoonlijkheden van het sociale leven kregen de zilveren eremedaille van het National Front. Deze onderscheidingen vonden meestal plaats in Steinsaal des Nationalrats (de Stenen Hal van de Nationale Raad) in Oost-Berlijn.
DDR vs. BRD
In Oost-Duitsland was er gedurende het 40-jarige bestaan van de DDR een ander politiek systeem dan in West-Duitsland.
Was er in West-Duitsland sprake van een democratie, in Oost-Duitsland had de communistische staatspartij SED (Sozialistische Einheitspartei Deutschland) de touwtjes in handen. De Oost-Duitse bevolking had geen stem in de politiek: de SED bepaalde bijna alles. In het statuut van de SED uit 1976 staat het luid en duidelijk: "De SED (...) is de leidende kracht van de socialistische maatschappij".
In 1952 werden de vijf deelstaten in de DDR vervangen door veertien gewesten (Bezirke). De regeringen van deze gewesten waren afhankelijk van de centrale regering. In de praktijk kwam het erop neer dat ze eigenlijk een verlengstuk waren van de regering (en daarmee van de SED). Hierdoor verdwenen de laatste resten van het federalisme in de DDR.
Was er in West-Duitsland sprake van een democratie, in Oost-Duitsland had de communistische staatspartij SED (Sozialistische Einheitspartei Deutschland) de touwtjes in handen. De Oost-Duitse bevolking had geen stem in de politiek: de SED bepaalde bijna alles. In het statuut van de SED uit 1976 staat het luid en duidelijk: "De SED (...) is de leidende kracht van de socialistische maatschappij".
In 1952 werden de vijf deelstaten in de DDR vervangen door veertien gewesten (Bezirke). De regeringen van deze gewesten waren afhankelijk van de centrale regering. In de praktijk kwam het erop neer dat ze eigenlijk een verlengstuk waren van de regering (en daarmee van de SED). Hierdoor verdwenen de laatste resten van het federalisme in de DDR.
Secretaris-generaal van de SED
Aan het hoofd van de SED stond de secretaris-generaal. Dit was de machtigste man in de DDR. Hij bepaalde de politieke koers van de DDR die bestond uit het nauwgezet volgen van de richtlijnen van het communistische Rusland.
Overzicht van de secretarissen-generaal van de SED:
1949 - 1971 Walter Ulbricht
1971 - 1989 Erich Honecker
1989 - 1989 Egon Krenz
1949 - 1971 Walter Ulbricht
1971 - 1989 Erich Honecker
1989 - 1989 Egon Krenz
De secretaris-generaal van de SED was ook de voorzitter van het Politbüro. Het Politbüro was de hoogste macht binnen de SED: dit orgaan nam de belangrijkste politieke beslissingen. Besluiten van het Politbüro waren bindend. Ondergeschikt aan het Politbüro was het secretariaat van de SED. Dit secretariaat nam besluiten die de partij zelf betroffen. Officieel was het Partijcongres het hoogste partijorgaan van de SED. Besluiten van het Partijcongres werden uitgevoerd door het Centraal Comité, dat op papier het hoogste leidinggevende orgaan van de SED was. In de praktijk was alle macht binnen de SED in handen van het Politbüro en de secretaris-generaal. De secretaris-generaal was vanaf 1960 bovendien voorzitter van de Staatsraad. Dat wil zeggen: hij vervulde de functie van minister-president in de DDR.