home> alledag in de ddr> kinderen in de ddr
Kinderen in de DDR
Kinderen in de DDR groeiden op in een wereld vol propaganda en leugens. School was er niet voor de ontwikkeling van het individu, maar om je te kneden in het collectief. Kritische vragen mochten niet worden gesteld. Wie een carrière wilde, liep al jong achter de vlag van de partij.
Onderwijssysteem
Het doel van het onderwijs in de DDR was de vorming van de ultieme socialistische burger. In die tijd betekende dit een strenge geloof in het communisme, vertrouwen in de staat, een wantrouwen tegenover het kapitalisme en de voorstanders hiervan en loyaliteit aan het gezag.
Vanaf het begin was het onderwijs een verlengstuk van de staat. In elke school hing een foto van de DDR-leiders. De ultieme socialistische burger is geen individu, maar een deel van het collectief. Van kleins af aan werd je hieraan herinnerd. Waar de trouwe volgers van het regime met rust werden gelaten (en zelfs beloond), werden individuen of mensen met een mening bestraft of buitengesloten.
In de meeste gevallen werkten beide ouders, waardoor kinderen, nog voordat ze naar de basisschool gingen, al in de Kindergarten (kinderopvang) in aanraking kwamen met communistische ideeën. Hier stond de tijdsbesteding al in het teken van het collectief. Na de Tweede Wereldoorlog, waarbij Oost-Duitsland in de bezettingszone van de Sovjet-Unie kwam te liggen (weliswaar met enige vorm van autonomie), werd het onderwijs tot 1959 naar de maatstaven van Moskou vormgegeven.
Hoewel er een tekort was aan leraren na de oorlog, was het verboden voor Duitse leraren om les te geven. Net als vele andere beroepsgroepen werd ook het docentenkorps gezuiverd van nazi’s en kwamen er docenten met een communistische visie. Het onderwijs kwam onder sterk toezicht van het Ministerium für Volksbildung (ministerie voor Onderwijs) te liggen, dat vanaf 1963 werd aangevoerd door Margot Honecker (de vrouw van Erich Honecker). Zo bleven staat en onderwijs zelfs onder één dak.
Tien jaar na de oprichting van de DDR werd het Russische schoolsysteem, bestaande uit 8 jaar onderwijs, vervangen door die van de POS, de Polytechnische Oberschule. Dit schoolsysteem kenmerkt zich door een 10-jarig traject waarbij de klas gedurende al die jaren hetzelfde bleef. Er vond geen schifting plaats tussen verschillende niveaus zoals in Nederland het geval is, geen vmbo, havo of gymnasium na de basisschool; zodra je als zesjarige op de POS kwam, had je tot je zestiende dezelfde klasgenoten, en je zag ze 6 dagen per week, want in de DDR had je ook op zaterdag les.
De lessen begonnen tussen zeven en acht uur ’s ochtends – met een beetje pech begon je nog eerder met het ‘nulste uur’ - en waren ideologisch van aard. Eens in de zoveel tijd – afhankelijk van de schoolleiding – was er een appèl. Op het ritme van trommels werden de vlaggen van de DDR en FDJ het schoolplein opgedragen en volgde er lof voor een record in het ophalen van oud papier of goede schoolprestaties. De leerlingen droegen hun pionier- en FDJ-uniformen bij deze gelegenheid en er werden liedjes gezongen, zoals "Brüder zur Sonne zur Freiheit" of een “Kleine weiße Friedentaube".
Vanaf het begin was het onderwijs een verlengstuk van de staat. In elke school hing een foto van de DDR-leiders. De ultieme socialistische burger is geen individu, maar een deel van het collectief. Van kleins af aan werd je hieraan herinnerd. Waar de trouwe volgers van het regime met rust werden gelaten (en zelfs beloond), werden individuen of mensen met een mening bestraft of buitengesloten.
In de meeste gevallen werkten beide ouders, waardoor kinderen, nog voordat ze naar de basisschool gingen, al in de Kindergarten (kinderopvang) in aanraking kwamen met communistische ideeën. Hier stond de tijdsbesteding al in het teken van het collectief. Na de Tweede Wereldoorlog, waarbij Oost-Duitsland in de bezettingszone van de Sovjet-Unie kwam te liggen (weliswaar met enige vorm van autonomie), werd het onderwijs tot 1959 naar de maatstaven van Moskou vormgegeven.
Hoewel er een tekort was aan leraren na de oorlog, was het verboden voor Duitse leraren om les te geven. Net als vele andere beroepsgroepen werd ook het docentenkorps gezuiverd van nazi’s en kwamen er docenten met een communistische visie. Het onderwijs kwam onder sterk toezicht van het Ministerium für Volksbildung (ministerie voor Onderwijs) te liggen, dat vanaf 1963 werd aangevoerd door Margot Honecker (de vrouw van Erich Honecker). Zo bleven staat en onderwijs zelfs onder één dak.
Tien jaar na de oprichting van de DDR werd het Russische schoolsysteem, bestaande uit 8 jaar onderwijs, vervangen door die van de POS, de Polytechnische Oberschule. Dit schoolsysteem kenmerkt zich door een 10-jarig traject waarbij de klas gedurende al die jaren hetzelfde bleef. Er vond geen schifting plaats tussen verschillende niveaus zoals in Nederland het geval is, geen vmbo, havo of gymnasium na de basisschool; zodra je als zesjarige op de POS kwam, had je tot je zestiende dezelfde klasgenoten, en je zag ze 6 dagen per week, want in de DDR had je ook op zaterdag les.
De lessen begonnen tussen zeven en acht uur ’s ochtends – met een beetje pech begon je nog eerder met het ‘nulste uur’ - en waren ideologisch van aard. Eens in de zoveel tijd – afhankelijk van de schoolleiding – was er een appèl. Op het ritme van trommels werden de vlaggen van de DDR en FDJ het schoolplein opgedragen en volgde er lof voor een record in het ophalen van oud papier of goede schoolprestaties. De leerlingen droegen hun pionier- en FDJ-uniformen bij deze gelegenheid en er werden liedjes gezongen, zoals "Brüder zur Sonne zur Freiheit" of een “Kleine weiße Friedentaube".
Vriendschap
Elk uur, bij binnenkomst van de leraar voltrok zich het volgende ritueel: de leraar komt binnen, de klas staat op. De leraar zegt ‘Für Frieden und Sozialismus seid bereit”, de klas antwoord – met de rechterhand op het voorhoofd – ‘immer bereit’. Dit is tevens de groet van de Pionieren. Vanaf de 8e klas werd deze leus ingeruild voor ‘freundschaft’, die van de FDJ. En dan begint de les. Vrijwel alle lessen hebben een min of minder duidelijke ideologische boodschap, zo ervaart ook Matthias Melzer. “Je kon geen wiskunde of scheikundeboek openslaan of er stonden tanks of soldaten in waarmee berekeningen moesten worden gemaakt."
Maar de hand van de staat in de vormgeving van het onderwijs was ook veel minder subtiel. Naast gymnastiek was er, vanaf de 9e klas, het zogenaamde vak “Wehrkunde” – een soort voormilitaristische opleiding, waarbij jongens leerden oefenen met wapens en legertactiek, voor de verdediging van het socialistische vaderland. Dit gebeurde vaak in samenwerking met die Gesellschaft für Sport und Technik (GST) die de wapens en het oefenterrein ter beschikking stelde. Weigerde je dit vak te volgen, dan werd je gedwongen civiele werkzaamheden te verrichten en kreeg je een cursus EHBO. Consequenties had dit uiteraard wel; door je te ontrekken aan de plicht – al kreeg je geleerd dat het een recht was – je land te beschermen, werden je kansen voor een toekomstige carrière aanzienlijk kleiner.
Maar de hand van de staat in de vormgeving van het onderwijs was ook veel minder subtiel. Naast gymnastiek was er, vanaf de 9e klas, het zogenaamde vak “Wehrkunde” – een soort voormilitaristische opleiding, waarbij jongens leerden oefenen met wapens en legertactiek, voor de verdediging van het socialistische vaderland. Dit gebeurde vaak in samenwerking met die Gesellschaft für Sport und Technik (GST) die de wapens en het oefenterrein ter beschikking stelde. Weigerde je dit vak te volgen, dan werd je gedwongen civiele werkzaamheden te verrichten en kreeg je een cursus EHBO. Consequenties had dit uiteraard wel; door je te ontrekken aan de plicht – al kreeg je geleerd dat het een recht was – je land te beschermen, werden je kansen voor een toekomstige carrière aanzienlijk kleiner.
De stap is van 'IK' naar 'WIJ'
Een ander belangrijk vak voor de ontwikkeling van kinderen tot volwaardige inwoners van de DDR was staatsburgerkunde. Vanaf de 7e klas, werd je als 12-jarige scholier de belangrijkste bouwstenen van de heilstaat bijgebracht. Zo werd de klassenfilosofie van Marx, Engels en Lenin uitgebreid behandeld, en werd je klaargestoomd voor het vak Wehrkunde door de verheerlijking van het leger. Het kon bijna niet anders, of je stond te trappelen om 2 jaar later eindelijk je eerste schietoefeningen te mogen doen.
Een ander aspect van het vak was de uitleg van de twee economische systemen, zowel socialisme als kapitalisme. Duidelijk werd gemaakt, dat het menselijke/menslievende socialisme over het brute kapitalisme had gezegevierd, lessen waren met huiveringwekkende voorbeelden zoals de uitbuiting van arbeiders en machtscorruptie in de BRD of Verenigde Staten doorspekt. Birgit Siegmann kan zich nog goed herinneren hoe er dan over werd gesproken. “Bij ons in de klas werd de vraag gesteld of West-Duitse arbeiders werden uitgebuit. Dat vonden we niet altijd even begrijpelijk als er weer eens familie uit het Westen langs kwam. Die reden in een mooie grote auto en verdienden zoveel dat ze meerdere keren per jaar op vakantie konden. Ons werd dan te verstaan gegeven dat dit natuurlijk allemaal propaganda was.”
De imperialistische klassenvijanden in het Westen werden zo constant in een kwaad daglicht gezet. Dit in tegenstelling tot de Russen; de Deutsch-Sovietische Freundschap (DSF) werd in de DDR, dus ook op scholen en vooral bij staatsburgerkunde sterk gepropagandeerd. De Russen hadden Oost-Duitsland bevrijd van de nationaalsocialisten en het waren socialistische broeders. Doordat de DDR binnen het Sovjetimperium een relatieve autonomie had – de onderdrukking door Moskou niet zo sterk gevoeld werd als in andere Oostblok-landen – was het ook mogelijk deze vriendschap in de propaganda in een positieve vorm te gieten. Bij grote evenementen – zoals parades op verjaardagen van de DDR – stonden de leiders van de Sovjet-Unie zij aan zij met de leiders van de DDR.
Ook de burgers van de democratische republiek maakten deel uit van het grote socialistische collectief, hoewel de banden tussen de twee landen in werkelijk niet zo groot waren. In Halle, waar Birgit Siegmann studeerde, waren Russische troepen gelegerd. “Het enige wat ik daar van de Russen zag waren de echtgenotes van de officieren die voor ze weer naar Rusland gingen 50 paar schoenen kochten. En dan moesten wij weer wachten tot de volgende levering. Later begreep ik pas dat de levensomstandigheden in Rusland zo slecht waren dat ik dacht: moet dat het voorbeeld zijn voor ons?”
Een ander aspect van het vak was de uitleg van de twee economische systemen, zowel socialisme als kapitalisme. Duidelijk werd gemaakt, dat het menselijke/menslievende socialisme over het brute kapitalisme had gezegevierd, lessen waren met huiveringwekkende voorbeelden zoals de uitbuiting van arbeiders en machtscorruptie in de BRD of Verenigde Staten doorspekt. Birgit Siegmann kan zich nog goed herinneren hoe er dan over werd gesproken. “Bij ons in de klas werd de vraag gesteld of West-Duitse arbeiders werden uitgebuit. Dat vonden we niet altijd even begrijpelijk als er weer eens familie uit het Westen langs kwam. Die reden in een mooie grote auto en verdienden zoveel dat ze meerdere keren per jaar op vakantie konden. Ons werd dan te verstaan gegeven dat dit natuurlijk allemaal propaganda was.”
De imperialistische klassenvijanden in het Westen werden zo constant in een kwaad daglicht gezet. Dit in tegenstelling tot de Russen; de Deutsch-Sovietische Freundschap (DSF) werd in de DDR, dus ook op scholen en vooral bij staatsburgerkunde sterk gepropagandeerd. De Russen hadden Oost-Duitsland bevrijd van de nationaalsocialisten en het waren socialistische broeders. Doordat de DDR binnen het Sovjetimperium een relatieve autonomie had – de onderdrukking door Moskou niet zo sterk gevoeld werd als in andere Oostblok-landen – was het ook mogelijk deze vriendschap in de propaganda in een positieve vorm te gieten. Bij grote evenementen – zoals parades op verjaardagen van de DDR – stonden de leiders van de Sovjet-Unie zij aan zij met de leiders van de DDR.
Ook de burgers van de democratische republiek maakten deel uit van het grote socialistische collectief, hoewel de banden tussen de twee landen in werkelijk niet zo groot waren. In Halle, waar Birgit Siegmann studeerde, waren Russische troepen gelegerd. “Het enige wat ik daar van de Russen zag waren de echtgenotes van de officieren die voor ze weer naar Rusland gingen 50 paar schoenen kochten. En dan moesten wij weer wachten tot de volgende levering. Later begreep ik pas dat de levensomstandigheden in Rusland zo slecht waren dat ik dacht: moet dat het voorbeeld zijn voor ons?”
Pionniere en FDJ
Vrijwel direct na de Tweede Wereldoorlog, begin 1946, wordt de Freie Deutsche Jugend ((FDJ, uitspraak F-D-Jot) opgericht. De bij de oprichting vastgelegde doelen van de jeugdvereniging waren onder andere de hulp aan de wederopbouw van het vaderland, het nieuwe Duitsland –waarbij de jeugd een stem moest krijgen, door middel van die actieve deelname aan de maatschappij – en het winnen van de jeugd voor grote idealen als vrijheid, vrede en vriendschap. Ook had de organisatie het doel om leden het Marxisme-Leninisme bij te brengen en ze op te voeden tot volwaardige nieuwe burgers, met een sterk ontwikkeld klassenbewustzijn.
De jeugdbeweging kende eigenlijk drie trappen waarvan de FDJ de laatste vormde. Zodra je op school kwam, werd je als kind vrijwel altijd lid van de Jungpioniere. Bij het eerste appel kreeg je dan een blauwe halsdoek, die je vanaf dan bij alle bijzondere bijeenkomsten op een wit overhemd moest dragen, en kreeg je bijgebracht ‘immer bereit’ te roepen als je daarom gevraagd werd. Zodra je de 4e klas bereikte, verruilde je de blauwe doek voor een rode en werd je lid van de Thälmannpioniere – Ernst Thälmann was de leider van de KPD, de Duitse communistische partij, en werd in het concentratiekamp Buchenwald door de nazi’s doodgeschoten. Na vier jaar, op je 14e, volgde de toetreding tot de FDJ. Het witte overhemd werd vervangen door een blauwe, waarop de linkerarm het embleem van de FDJ werd gestikt. Bij het appel en in de klas riep je niet langer ‘immer bereit’, maar ‘freundschaft’.
Het militarisme dat bij de FDJ ten toon werd gesteld doet in sterke mate denken aan de jeugdorganisatie van de nazi’s, de Hitler Jugend. Met de verheerlijking van het leger en het beschermen van je vaderland, het dragen van vlaggen, het op appel staan, de buitenschoolse activiteiten bij de GST; voor velen werd de link naar de Hjot al snel gelegd. Matthias Melzer moest aan een van de FDJ parades denken aan de beelden van de Hitlerjugend. “Toen ik daar op school aan refereerde, het lopen met fakkels en vlaggen over Unter den Linden door de FDJ, werd mij meteen duidelijk gemaakt dat dit soort opmerkingen niet op prijs werden gesteld.
Hoewel de Pionierorganisatie en de FDJ niet uit het schoolleven weggedacht kunnen worden - van deze nauwe verbondenheid zijn het appel en het begin van de les wel de meest zichtbare vorm -verzorgden beide ook voor een belangrijk deel de buitenschoolse activiteiten. Dit was zeer belangrijk in de DDR, daar beide ouders vaak werkten en kinderen zo onder de hoede bleven van het gezag. Ook op het gebied van sport, kunst en cultuur stond het programma in het teken van de opvoeding van de socialistische jeugd. En als het was vakantie, de staatspropaganda ging door. In de zomervakanties werden er speciale zomerkampen georganiseerd, waarin bijvoorbeeld uitwisselingsprogramma’s met de Sovjet-Unie plaatsvonden. Zo hadden Oost-Duitse kinderen in ieder geval nog één keer per jaar met hun zielverwanten uit de communistische broederstaat te maken.
De jeugdbeweging kende eigenlijk drie trappen waarvan de FDJ de laatste vormde. Zodra je op school kwam, werd je als kind vrijwel altijd lid van de Jungpioniere. Bij het eerste appel kreeg je dan een blauwe halsdoek, die je vanaf dan bij alle bijzondere bijeenkomsten op een wit overhemd moest dragen, en kreeg je bijgebracht ‘immer bereit’ te roepen als je daarom gevraagd werd. Zodra je de 4e klas bereikte, verruilde je de blauwe doek voor een rode en werd je lid van de Thälmannpioniere – Ernst Thälmann was de leider van de KPD, de Duitse communistische partij, en werd in het concentratiekamp Buchenwald door de nazi’s doodgeschoten. Na vier jaar, op je 14e, volgde de toetreding tot de FDJ. Het witte overhemd werd vervangen door een blauwe, waarop de linkerarm het embleem van de FDJ werd gestikt. Bij het appel en in de klas riep je niet langer ‘immer bereit’, maar ‘freundschaft’.
Het militarisme dat bij de FDJ ten toon werd gesteld doet in sterke mate denken aan de jeugdorganisatie van de nazi’s, de Hitler Jugend. Met de verheerlijking van het leger en het beschermen van je vaderland, het dragen van vlaggen, het op appel staan, de buitenschoolse activiteiten bij de GST; voor velen werd de link naar de Hjot al snel gelegd. Matthias Melzer moest aan een van de FDJ parades denken aan de beelden van de Hitlerjugend. “Toen ik daar op school aan refereerde, het lopen met fakkels en vlaggen over Unter den Linden door de FDJ, werd mij meteen duidelijk gemaakt dat dit soort opmerkingen niet op prijs werden gesteld.
Hoewel de Pionierorganisatie en de FDJ niet uit het schoolleven weggedacht kunnen worden - van deze nauwe verbondenheid zijn het appel en het begin van de les wel de meest zichtbare vorm -verzorgden beide ook voor een belangrijk deel de buitenschoolse activiteiten. Dit was zeer belangrijk in de DDR, daar beide ouders vaak werkten en kinderen zo onder de hoede bleven van het gezag. Ook op het gebied van sport, kunst en cultuur stond het programma in het teken van de opvoeding van de socialistische jeugd. En als het was vakantie, de staatspropaganda ging door. In de zomervakanties werden er speciale zomerkampen georganiseerd, waarin bijvoorbeeld uitwisselingsprogramma’s met de Sovjet-Unie plaatsvonden. Zo hadden Oost-Duitse kinderen in ieder geval nog één keer per jaar met hun zielverwanten uit de communistische broederstaat te maken.
Gevoelsblokkade
Door de verwevenheid van politieke ideologie, het onderwijssysteem en haar aanverwante jeugdorganisaties zou je er (als je na 10 jaar de school verliet en vlijtig als FDJ'er de buitenschoolse activiteiten en zomerkampen bezocht had) van overtuigd moeten zijn, dat het communisme de enige juiste weg was. Zo kon je geruisloos je plaats in het collectief van de “Arbeiter- und-Bauern-Staat” innemen. Als leerling werd je gekneed om over te gaan van een ‘ik’ in een 'wij’ en kon je de staat, die jou zoveel daar voor in de plaats gaf, optimaal dienen. Voor de buitenwereld had je je ontpopt tot de ultieme DDR-burger. Maar niet voor iedereen gold dat hij of zij daar privé ook mee om wist te gaan. Kon je, wat je in het dagelijks leven om je heen zag gebeuren, wel verenigen met wat je zelf vond, dacht, of wilde doen? En in hoeverre wilde je, of kon je een andere weg kiezen? Of zeggen wat je vond?
Als DDR-burger moest je constant op je hoede zijn; wat je deed, zei of weigerde, beïnvloedde niet alleen je eigen leven, maar kon ook gevolgen hebben voor je naaste omgeving. Deze (men zou bijna zeggen) dubbele persoonlijkheid – tussen privé en publiek – die daardoor van jongs af aan ontwikkelde, omschreef de psychiater Hans-Joachim Maaz doeltreffend als ‘Gefühlsstau’ (gevoelsopstopping). En al valt de muur, stort een socialistische heilstaat in, je opvoeding vormt je voor de rest van je leven.
Jeugdigen konden (voordat zij lid werden van de SED) lid worden van de Freie Deutsche Jugend (FDJ). Kinderen konden zich op hun beurt aansluiten bij de Pionierorganisation Ernst Thälmann van hun 6e t/m hun 14e jaar.
Bron: www.anderetijden.nl (nagenoeg letterlijk overgenomen!!!)
Als DDR-burger moest je constant op je hoede zijn; wat je deed, zei of weigerde, beïnvloedde niet alleen je eigen leven, maar kon ook gevolgen hebben voor je naaste omgeving. Deze (men zou bijna zeggen) dubbele persoonlijkheid – tussen privé en publiek – die daardoor van jongs af aan ontwikkelde, omschreef de psychiater Hans-Joachim Maaz doeltreffend als ‘Gefühlsstau’ (gevoelsopstopping). En al valt de muur, stort een socialistische heilstaat in, je opvoeding vormt je voor de rest van je leven.
Jeugdigen konden (voordat zij lid werden van de SED) lid worden van de Freie Deutsche Jugend (FDJ). Kinderen konden zich op hun beurt aansluiten bij de Pionierorganisation Ernst Thälmann van hun 6e t/m hun 14e jaar.
Bron: www.anderetijden.nl (nagenoeg letterlijk overgenomen!!!)
Pioniersorganisatie Ernst Thälmann
Pioniersorganisatie "Ernst Thälmann" was een politieke massaorganisatie voor kinderen tussen de leeftijdperiode van 6 t/m 14 jaar in de Duitse Democratische Republiek. De pioniersorganisatie was een onderdeel van het systeem, dat kinderen in de DDR moest opvoeden tot socialistische modelburgers. Organisatorisch viel de pioniersorganisatie onder de jongerenbeweging FDJ.
Hoewel lidmaatschap (formeel gezien) vrijwillig was, was een goed toekomstperspectief zonder deelname onmogelijk. Daarom waren nagenoeg alle kinderen lid van de pioniersorganisatie en op een later leeftijd van de FDJ. De pioniersorganisatie bestond uit twee onderdelen: de Jungpioniere en Thälmann-Pioniere. Kinderen tussen de leeftijd van 6 t/m 10 jaar vielen onder de Jungpioniere en vanaf jaar 9/10 schoven ze door naar de Thälmann-Pioniere t/m hun 13e/14e jaar. |
groepen |
categorieën |
1. Jungpionier (blauwe halsdoek) |
Schoolklassen 1-3 (van 6 tot 10 jaar) |
2. Thälmann-Pionier (rode halsdoek) |
Schoolklassen 4-7 (van 9/10 tot 13/14 jaar) |
3. Freie Deutsche Jugend (blauwe hemd) |
Schoolklassen 8-10 (van 14 tot 16 jaar) |
1. Jungpioniere (van 6 tot 10 jaar)
Kinderen werden toegerekend tot de Jungpioniere van klas 1 t/m klas 3 (6 tot 10 jaar). Ze droegen blauwe halsdoeken bij speciale gelegenheden.
Schultüte Schoolgaande kinderen namen op hun eerste schooldag (na de kleuterschool) een zogenaamde Schultüte (vertaald: een schoolkegel) mee. Die Schultüte (in sommige delen van Duitsland ook wel Zuckertüte (vertaald: suikerkegel) genoemd) is een meestal van karton gemaakte houder in de vorm van een kegel (kegelvormig of in de vorm van een piramide op een zeshoekige basis). De schoolkegels worden gewoonlijk gevuld met snoep en kleine geschenken zoals kleurpotloden of ander schoolmateriaal. Na de deling van Duitsland werden in de DDR zeshoekige schoolkegels van 85 cm lang ingevoerd, terwijl in het Westen de voorkeur werd gegeven aan de ouderwetse ronde kegels (meestal 70 cm lang). De geboden van de Jungpioniere
De Jungpioniere kenden een aantal geboden, die ook op hun lidmaatschapskaart stonden. Het was de opdracht voor de Jungpioniers om zich naar deze geboden te gedragen.
We bereiden ons erop voor, goede Thälmannpioniere te worden. |
2. Thälmannpioniere (van 9/10 tot 13/14 jaar)
3. Freie Deutsche Jugend (van 14 tot 16 jaar)
De FDJ had als voornaamste taak om jongeren kennis te laten maken met het marxisme-leninisme en hen op te leiden tot "klassenbewuste socialisten" die mee vorm zouden geven aan de "ontwikkelde socialistische maatschappij in de Duitse Democratische Republiek".
Een andere belangrijke taak van de jeugdvereniging was het organiseren van vrijetijdsactiviteiten en jeugdclubs voor FDJ-leden. De FDJ-leiding organiseerde vaak tripjes naar andere Oost-Europese landen (via het Jugendtourist reisbureau). Buitenlandse reizen naar Westerse landen waren over het algemeen echter niet beschikbaar voor "normale leden". De FDJ had de leiding over de pioniersorganisatie "Ernst Thälmann". Er was een pioniershuis in elke grote stad, waar verschillende werkgroepen werden aangeboden. Er waren ook pioniersvakantiekampen, expertisekampen en stations voor jonge natuurkenners en technici. |
Kindertelevisie in de DDR
Unser SandmännchenUnser Sandmännchen was een kinderprogramma uit de DDR, dat in zowel Oost- als West-Duitsland bekend werd (in West-Duitsland onder de naam: Das Sandmännchen).
Het geanimeerde poppetje met de spitse baard kwam aan in een voertuig (soms ook een Trabant), keek samen met de kinderen een filmpje op televisie en strooide ter afscheid een soort sterretjes in hun ogen, zodat ze in slaap konden vallen. Heel veel kinderen in zowel Oost- al West-Duitsland kenden het begeleidende liedje 'Sandmann, lieber Sandmann'. |
Toen de DDR-autoriteiten in 1959 ter ore kwam dat de West-Berlijnse televisie een 'goede nacht'-figuur voor kinderen ontwikkelde (Das Sandmännchen), moesten de Oost-Duitse televisiemakers razendsnel aan de slag. Het beroemde liedje werd in drie uur gecomponeerd door Wolfgang Richter, nadat Wolfgang Krumbach hem zijn tekst per telefoon had gedicteerd. De DDR slaagde erin het eerste avontuur van het zandmannetje twee weken eerder uit te zenden.
Gek genoeg heeft de Oost-Duitse Sandmännchen Die Wende overleeft, maar de West-Duitse variant niet.
Bron: www.wikipedia.nl & de Volkskrant
Gek genoeg heeft de Oost-Duitse Sandmännchen Die Wende overleeft, maar de West-Duitse variant niet.
Bron: www.wikipedia.nl & de Volkskrant
Openingsversie (als de Sandmann aankomt)
Sandmann, lieber Sandmann, es ist noch nicht soweit. Wir sehen erst den Abendgruß, ehe jedes Kind ins Bettchen muß, du hast gewiß noch Zeit. Sandmann, lieber Sandmann, hab nur nicht solche Eil. Dem Abendgruß vom Fernsehfunk. lauscht jeden Abend Alt und Jung, Sei unser Gast dabei. Afsluitversie (als de Sandmann vertrekt) Kinder, liebe Kinder, es hat mir Spaß gemacht. Nun schnell ins Bett und schlaft recht schön, dann will auch ich zur Ruhe gehn. Ich wünsch euch gute Nacht. |
Zandman, lieve zandman, het is nog niet zover! Eerst kijken we nog naar de avondgroet, voordat ieder kind naar bed moet, daar heb je zeker nog tijd voor. Zandman, lieve zandman, heb niet zo'n haast. De avondgroet op de televisie-uitzending, luistert ieder elke avond jong en oud, Wees onze gast hierbij. Kinderen, lieve kinderen, het was leuk, Nu snel naar bed en slaap heel goed, dan ga ik ook naar bed. Ik wens je een goede nacht. |
|
|
|
Meister Nadelöhr erzählt
Op 23 november 1955 werd "Meister Nadelöhr erzählt" voor het eerst vertoond op de DDR-tv. "Meister Nadelöhr erzählt" was een kinderprogramma, waar meester Nadelöhr (gespeeld door Eckart Friedrichson) sprookjes vertelde en liedjes zong in zijn kleermakerij in Sprookjesland. De echte sterren van het kinderprogramma waren eigenlijk de poppen en met name de kleine, brutale kabouter "Pittiplatsch" en het eendje "Schnatterinchen". Later kwam ook "Moppi de hond" en "Mischka de Beer" erbij.
De naam van het programma veranderde later naar "Zu Besuch im Märchenland". Eckart Friedrichson werd na zijn overlijden in 1976 als gevolg van een hartaanval vervangen door Fabian (gespeeld door Klaus-Peter Plessow).
De naam van het programma veranderde later naar "Zu Besuch im Märchenland". Eckart Friedrichson werd na zijn overlijden in 1976 als gevolg van een hartaanval vervangen door Fabian (gespeeld door Klaus-Peter Plessow).
|
|
Spuk unterm Riesenrad
Spuk unterm Riesenrad (vertaald: "Spookachtig onder het reuzenrad") is een zevendelige kinderserie, die vanaf nieuwjaarsdag 1979 op de DDR-televisie te zien was en na het grote succes werd bewerkt tot een tweedelige bioscoopfilm (deel 1: Die Ausreißer (vertaald: "De Weglopers."), deel 2: Eine Burg in Gefahr (vertaald: "Een kasteel in gevaar.")). Deze werd regelmatig vertoond in DDR-bioscopen in het kinderprogramma en werd ook uitgezonden in de Bondsrepubliek Duitsland.
De drie kinderen Keks, Umbo en Tammi brengen hun zomervakantie door bij hun grootouders, die een spooktrein (Dämonenexpress) (vertaald: "Demonen Express") runnen in het cultuurpark Plänterwald in Berlijn-Treptow. Daar brengen ze bij toeval drie figuren uit de spooktrein (een reus, een heks en Repelsteeltje) tot leven. Deze drie personages raken op de vlucht voor de kinderen en reizen per bus en metro naar het stadscentrum. Daarna vliegen ze met een stofzuiger naar het Harzgebergte. Alleen met een oude spreuk uit een oude boek in een kelder kunnen ze de drie spoken weer veranderen in poppen. |
Kinderliedjes in de DDR
Unsere Heimat
Unsere Heimat, das sind nicht nur die Städte und Dörfer, Unsere Heimat sind auch all die Bäume im Wald. Unsere Heimat ist das Gras auf der Wiese, das Korn auf dem Feld, Und die Vögel in der Luft und die Tiere der Erde Und die Fische im Fluß sind die Heimat. Und wir lieben die Heimat, die schöne Und wir schützen sie, weil sie dem Volke gehört, Weil sie unserem Volke gehört. |
Onze thuisland
Onze thuisland, dat zijn niet alleen de steden en dorpen, Onze thuisland is ook alle bomen in het bos. Onze thuisland is het gras in de wei, het graan in het veld, En de vogels in de lucht en de dieren van de aarde En de vissen in de rivier zijn ons thuisland. En we houden van het thuisland, het mooie En we beschermen ze, omdat ze bij het volk horen, omdat ze bij onze volk horen. |
Kleine weiße Friedenstaube
Kleine weiße Friedenstaube, fliege übers Land; Allen Menschen, groß und kleinen, bist du wohlbekannt. Du sollst fliegen, Friedenstaube, allen sag es hier, Daß nie wieder Krieg wir wollen, Frieden wollen wir. Fliege übers große Wasser, über Berg und Tal; Bringe allen Menschen Frieden, grüß sie tausendmal. Und wir wünschen für die Reise Freude und viel Glück, Kleine weiße Friedenstaube, komm recht bald zurück! |
Een kleine witte vredesduif
Een kleine witte vredesduif vliegt over het land; Je bent bekend bij alle mensen, groot en klein. Je zult vliegen, vredesduif, iedereen zegt het hier, Dat we nooit meer oorlog willen, vrede die we willen. Vlieg over het grote water, over de bergen en de vallei; Brengt alle mensen vrede, begroet ze duizend keer. En we wensen voor je reis veel vreugde en succes, Kleine witte vredesduif, kom snel terug! |
Kinderliedjes die werden gezongen tijdens het appél:
Afspeellijst met kinderliedjes:
Afspeellijst met kinderliedjes: